Onze moedertaal het dialect (Heemkundevereniging 1992)

moedertaal, het dialect Van huis uit spreken vele inwoners van onze gemeente hunmoedertaal: het dialect of de taal van de streek. In de volksmond het 'plat' genoemd. 't Limburgs is geen taal in de eigenlijke zin van het woord; het is een verzameling van dialecten. Het dialect - en zo men wil: het regiolect - dat in Bingelrade, Jabeek, Merkelbeek en Schinveld wordt gesproken, ver– toont onderling zeer veel overeenkomst. Er zijn echter verschillen. Denkt U maar eens aan: fiets en fits, smieëte en goessje, plaats en plaatsj, woar en waas, koeësj en kooesj, wèndjvoeëgel en draak, gesjpild en gesjpieëld, jiëderee en iëderee etc. Vroeger werd in onze streek veel meer dialect gesproken dan thans het geval is. In deze eeuw is namelijk het Nederlands als cultuurtaal onze eerste taal geworden. In de vorige eeuw was het lezen maar vooral het schrijven slechts aan weinigen voorbehouden. Op school leerde men mondjesmaat Nederlands. En als de school al bezocht werd- er was toen geen leerplicht- dan gold óók voor het kind: werken ging vóór leren! Alleen in ambtelijke kringen werd gebruik gemaakt van de Nederlandse taal. En dat gebruik is begrijpelijk niet te vergelijken met de huidige maatstaven. Het niet kunnen lezen en schrijven - analfabetisme - was nog schering en inslag. Het was toen eenmaal niet anders. Ons dialect is afkomstig van het dal van de Rijn en komt als Nederfrankische taal vanuit een ver verleden naar deze streken. Dat daardoor ons dialect nogal 'Duits' gekleurd is behoeft geen betoog. Ons dialect is verwant aan het zogenaamd West-Limburgs. Ten oosten en ten zuiden van onze gemeente loopt de zogeheten Benrather Linie. Dit houdt in dat b.v. inWaubach, Eygelshoven enNieuwenhagen sprake is van: hank, lank, tank, ronk, hOnk, terwijl wij in ons dialect zeggen: handj, landj, tandj, rondj, hondj. Dit geldt b.v. ook voor: hinge, inge, dreij, waar wij ·zeggen: hOnge, eene, driej. Hierna zalik-weliswaar niet uitputtend, want daartoe leent zich deze bijdrage niet - enkele typische 'kenmerken' van het Limburgs c.q. ons dialect belichten. Allereerst de meervoudsvorm. In het meervoud gebruikt de Limburger nagenoeg geen 'n'. De meervoudsvorm wordt door ons niet altijd aangege– ven met 'e' of 's' zoals in ene dusj - twieë dussje, een doeëf, twieë doeëve, maar het meervoud wordt uitgedrukt door verandering van de klinker: sjtool - sjteuël, zak - zèk, moeës - muuës, bandj - benj, loak - löäker. 84

RkJQdWJsaXNoZXIy NTAwNw==